woensdag 28 december 2011

De man met de buil 14

Nu ik een volwaardig handlanger ben, mag ik mijn eisen stellen. Vind ik. Benny denkt daar echter anders over. Het duurde een kwartier eer ik en Linda hem ervan konden overtuigen om me de blinddoek te laten uitdoen. Nu broed ik op een plan om hem aan zijn verstand te brengen dat we onze vluchtauto moeten dumpen, willen we niet binnen het halfuur gesnapt worden. Helaas gaat denken niet zo makkelijk met je nek in een onnatuurlijke knik en je linkeroor tegen een autoplafond. Gelukkig komt Linda met een fantastisch afleidingsmanoeuvre op de proppen: “Ik moet plassen.”

woensdag 7 december 2011

De man met de buil 13

Benny’s gezicht staat opnieuw grimmig. Dat voel ik door de blinddoek heen. Hij heeft namelijk onder zijn eigen duiven geschoten. Niemand die bij dat besef blijft lachen.

Bij het uitstappen nam Linda mijn hand vast: “Hierlangs, mannetje.” Haar stem klonk mierzoet. Ze leidde me ergens naar binnen en zette me voorzichtig neer op een stoel, waarna ze mijn hand bleef staan vasthouden. 

Nu staan zij en Benny nijdig te fezelen in wat ik me voorstel als een donkere gang met vochtplekken op de muren. Handlanger drie is nergens meer te bespeuren. Ik hoor hem althans niet. Het fezelen daarentegen wordt steeds luider.

“Excuseer,” kuch ik me een weg naar de aandacht. “Ik heb misschien een oplossing.”
Benny stoot een smalende lach uit.
“En wat denk je dan dat het probleem is, ventje?”
Ik richt mijn hoofd in de richting van waar het geluid komt en hoop dat het niet een raamkozijn is dat ik smalend aankijk.
“Waar zal ik beginnen? Jullie en jullie auto staan duidelijk herkenbaar op de bewakingscamera’s, Linda staat intussen gesignaleerd als gewapende crimineel en de GSM in mijn broekzak zendt traceerbare signalen uit. Mijn vrouw staat die gegevens op dit eigenste moment waarschijnlijk op te vragen bij de politie, want ik moest al minstens een uur thuis zijn met de aardappelen. Ze heeft er een hekel aan als ik te laat ben.”

Opnieuw heb ik geen idee waar dat vandaan kwam, maar ik weet één ding: in deze historie weiger ik het lijdend voorwerp te zijn. Mijn strategie werkt wonderwel. Vloekend als een ketter grijpt Benny me bij mijn kraag. Onderweg naar de auto raken mijn voeten amper de grond.

zaterdag 3 december 2011

De man met de buil 12


De wereld klinkt vreemd met een blinddoek om. Plots is alles luider en scherper. Ik hoor de banden over het asfalt rollen, de verwarming tikken en Linda nagelbijten. De richtingaanwijzer lijdt aan grootheidswaanzin, en Benny moet zo te horen dringend zijn neus snuiten.

woensdag 30 november 2011

De man met de buil 11


Wanneer ik wakker word, ligt mijn hoofd op Linda’s schouder en drukt de riem van de babystoel in mijn lies. Panty Benny kijkt me nors aan door de achteruitkijkspiegel. Hij heeft de panty nog niet lang geleden uitgedaan; de afdruk van de elastiek is nog te zien in zijn nek. Vreemd genoeg komt het niet in me op dat Linda en Benny misschien een koppel zijn. Dat zal pas later tot me doordringen, wanneer hij zijn arm rond haar middel zal slaan en haar ‘mijn meissie’ zal noemen. Op dit moment ben ik er nog van overtuigd dat hij me kwaad aankijkt omdat ik Linda’s schouder een beetje ondergekwijld heb.

Ik vraag me af hoe lang ik hier gelegen heb. We zijn in ieder geval een heel eind buiten de stad. We rijden over een trieste steenweg.
“Waar gaan we heen?” vraag ik richting achteruitkijkspiegel. De bloemenkrans begint te trillen van verontwaardiging.
“Gaat je niet aan.” En dan, op dezelfde snauwende toon, “Linda, blinddoek die malloot.”
Mijn buil begint te jeuken. Dit is geen leuke wending. Ik waande me een handlanger, maar blijk niet meer dan een ordinaire gegijzelde. Hoe lang zou het duren voor mijn vrouw beseft dat ik vanavond niet thuiskom met de aardappelen?

woensdag 21 september 2011

De man met de buil 10

Grootse dingen gebeuren meestal wanneer je even niet kijkt. Het ene moment sta je omhoog te staren naar een afgrijselijk, afbladderend kruisbeeld en het volgende blijk je getrouwd. Of sta je tomaten te keuren en eindig je in een kinderstoel met een wapen op je schoot. Niemand die dat ziet aankomen. Geluk zit in een klein straathoekje.

zaterdag 17 september 2011

De man met de buil 9

Wanneer we eindelijk naar buiten getrippeld zijn, zie ik een groene Ford Fiesta zo snel de bocht om vliegen dat hij enkele seconden op twee wielen rijdt. Aan alle achteruitkijkspiegels bengelen kleurrijke bloemenkransen en de deur aan de passagierskant is rood in plaats van groen. De enige minder subtiele vluchtauto was de pausmobiel geweest. Linda staat een meter achter me en drukt nog steeds met gestrekte arm haar wapen tussen mijn schouderbladen.

De auto stopt met piepende banden vlak voor onze voeten - en de bewakingscamera. De grote opent de rode deur. Hij heeft een bruine panty over zijn hoofd getrokken. Jammer dat hij daar niet aan gedacht heeft vóór hij de supermarkt binnen ging.

“Wat doet hij hier?” Voor zover ik dat kan onderscheiden, staat zijn gezicht grimmig.
“Hij kan van pas komen, Benny. Instappen, mannetje.” Ze port me.
“Hij kan niet zitten, Linda.”

Panty Benny heeft gelijk. Op de achterbank staat een kinderstoel op de tweede zitplaats. Veel tijd hebben we echter niet meer. Degene die de camerabeelden bekijkt, heeft intussen de tijd gehad om de nummerplaat uit zijn hoofd te leren. Dus stap ik in en wring me in de kinderstoel. Daarbij moet ik mijn hoofd in een hoek van vijfenzeventig graden tegen het dak van de auto plooien. Pas als we de supermarkt een behoorlijk eind achter ons hebben gelaten, merk ik dat ik opnieuw zit te grijnzen.

zaterdag 10 september 2011

De man met de buil 8

Terwijl Bubbles allerlei spullen van de rekken molenwiekt, lopen haar twee handlangers met een rode, stoffen zak onder de arm naar de uitgang. De grootste heeft een legerbroek aan met een spannend groen shirt erboven en heeft schouders die eruit zien als een stormram. De kleinste is gedrongen en heeft een enorme tatoeage over de hele lengte van zijn arm en een glinsterende ketting aan zijn versleten jeans. Onderweg trapt de lange op iemands been. De man die aan het been hangt springt kermend recht en begint een huppeldans om zijn eigen as. Gealarmeerd brult Bubbles dat hij onmiddellijk terug moet gaan liggen. De man wankelt wat, maar hinkelt uiteindelijk gewoon verder. Daarop richt Bubbles haar geweer op het plafond en lost ze een schot. Een echt.

Plots merk ik dat mijn buik tintelt. Dit gevoel heb ik al die jaren gemist. Later zullen de beelden van de bewakingscamera tonen dat ik plots een gelukzalige glimlach op mijn gezicht krijg, alsof ik een openbaring heb gehad. En dat is precies wat er gebeurde.

Terwijl alle aanwezige vrouwen, Bubbles inclusief, in koor beginnen gillen word ik ondergesneeuwd door neerdwarrelende kalk. De lange buldert door het gegil heen dat Linda – Bubbles heet eigenlijk Linda – godsamme moet kalmeren en mee naar buiten moet komen. De kleine is nergens meer te bekennen. Ik hoop maar dat ze een vluchtauto hebben. Met mijn handen in mijn zakken sta ik te wachten tot Linda het op een lopen zet. Hier heb ik al die tijd op gewacht: haar te zien wegrennen op die maffe schoenen van haar. Helaas is dat buiten mevrouw gerekend. Ze drukt de loop van de revolver tussen mijn schouderbladen en sist: “Meekomen, mannetje.”

vrijdag 9 september 2011

De man met de buil 7

Er gebeurt vanalles tegelijk.

zaterdag 3 september 2011

De man met de buil 6

Nadat Bubbles drie bellen heeft geblazen en haar revolver achter haar broeksriem heeft gestoken, zet ze haar handen in haar zij.
“Jij bent grappig.”
Ik knipper een keer traag met mijn ogen en kijk dan over mijn schouder. Ze barst in lachen uit.
“Dat bedoel ik nou! Funny mannetje!”
Ze heeft een Hollandse tongval. Een tong waar, zo merk ik nu, een blinkende piercing doorheen zit.
“Hoe kom je aan die rare buil op je kop?”
In normale omstandigheden is het voor mij onmogelijk om het verhaal te vertellen zonder een krop in de keel te krijgen. Gelukkig zijn dit geen normale omstandigheden. Ik heb namelijk nog steeds een vrouw met een revolver voor me. Ik moet dit slim spelen. Niet de emotionele toer opgaan. Indruk maken.
“Opgelopen bij een arrestatie na een overval. Je moet trouwens uitkijken met die revolver in je broeksriem. Zo’n ding kan afgaan voor je er erg in hebt. Hebben jullie trouwens het stille alarm gecontroleerd? Je wilt niet hebben dat de politie hier zo meteen voor de deur staat.”
Een tijd lang, uren lijkt het wel, staan we met open mond tegenover elkaar. Ik kan niet geloven wat ik net gezegd heb en heb geen flauw benul waar het vandaan kwam. Zij kan duidelijk niet geloven dat ze niet aan het stille alarm hebben gedacht. Ze doorbreekt de stilte voor de storm dan ook brullend en vervaarlijk in het rond zwaaiend met haar glimmende wapen.

vrijdag 2 september 2011

De man met de buil 5

Ik heb mijn positie in de wereld nooit als een voordeel gezien. Het grootste deel van de tijd zag ik het niet eens als een positie, maar vond ik mezelf er maar wat achteraan bengelen. Op momenten als deze blijkt het feit dat ik in de achtergrond kan opgaan echter in mijn voordeel te spelen. Elk ander zou een kogel moeten incasseren na het in het belachelijke trekken van een overval. Ik niet. Eens te meer ben ik niet meer dan een uit de mode geraakt element uit het ameublement. Nooit gedacht dat die karaktertrek mijn leven zou redden. Wat ik nog minder had verwacht, was dat net die eigenschap ervoor zou zorgen dat ik zou opvallen.

woensdag 24 augustus 2011

De man met de buil 4

Hoewel ik nooit veel naar films gekeken heb – de meeste acteurs herinneren me alleen maar aan alles wat ik niet ben – en ik dus niet weet hoe de gemiddelde overvaller eruit hoort te zien, heb ik een donkerbruin vermoeden dat het exemplaar dat voor mijn neus staat er niet gemiddeld uitziet. Om te beginnen is het me niet helemaal duidelijk hoe ze straks op haar naaldhakken de aftocht wilt blazen. Bovendien houdt ze haar revolver vast alsof het een sigaret is. Het is me een raadsel hoe ze erin geslaagd is om me er zo’n harde stomp mee te geven. Het hele beeld is zo komisch dat ik begin te grinniken.

Haar roze kauwgom was me niet opgevallen tot ze er een misprijzend klakgeluid mee maakt. Ze staat me met één opgetrokken wenkbrauw aan te kijken, haar revolver nonchalant naar de vloer richtend. Nu pas merk ik dat daar een tiental mensen liggen, de handen op hun hoofd.

maandag 15 augustus 2011

De man met de buil 3

Grootse dingen gebeuren meestal wanneer je even niet kijkt. Zo werd mijn ontslag twee keer bekendgemaakt terwijl ik op het toilet zat en bedroog mijn vrouw me maandenlang met haar kinesist. Waarbij ze na elke afspraak benadrukte dat ze geen zwaar huishoudelijk werk mocht verrichten. Dus dweilde, streek en stofzuigde ik dat het een lieve lust was.

Mijn zoektocht langs de straathoeken van Vlaanderen verloopt in decrescendo. Na een week zinloos ronddolen besteed ik amper nog ergens aandacht aan en is mijn hoofd in een permanente mistige waas gehuld. Zo ook deze vrijdagnamiddag. Net voor ik het voor bekeken hou, stap ik een supermarkt binnen om de ingrediënten voor het avondeten te kopen. Met mijn blik op oneindig tast mijn linkerhand naar een rood winkelmandje en duwt mijn rechter het poortje open. Tot ik de harde metalen por op mijn borstbeen voel, heb ik dan ook geen benul van de grootse gebeurtenis die zich op dat moment afspeelt.

zondag 7 augustus 2011

De man met de buil 2

Vandaag begon zoals alle andere dagen. Ik stond op, deed er precies negen minuten zesendertig over om me te scheren en te wassen, ontbeet en vertrok naar het werk. Naar goede gewoonte stopte de bus vijf meter bij me vandaan, ook al was ik de enige die zijn hand opstak, en reageerde geen enkele collega op mijn “Goeiemorgen deze morgen!”

Midden op de dag val ik stil. Ik heb brieven beantwoord en paperclips gesorteerd, telefoons doorgeschakeld en planten water gegeven. Dat is het moment waarop het knagende gevoel begint. Toegegeven, ik zou niet misstaan als archiefkast. Ik ben wat blokkig van aard. Toch wil ik graag dat er meer is aan het leven. Ook al ben ik niks speciaals en heb ik elke ambitie om dat nog ooit te worden reeds lang geleden opgeborgen.

Dus ga ik opnieuw op zoek. Naar straathoeken die ik nog niet ken. Naar ongekende hoogten. Slenterend en steunend. Zonder de hoop een antwoord te vinden sleep ik me van hoek naar hoek, van wijk naar wijk.

donderdag 21 juli 2011

Proloog

Ik ben niks speciaals. Nooit geweest ook. Toen ik acht was, viel ik van mijn fiets, met mijn hoofd tegen de straatstenen. Sindsdien heb ik een rare buil op mijn voorhoofd. Soms heb ik het gevoel dat die buil mij nog het best definieert van al.

Ik heb geen noemenswaardige hobby’s. Ben nergens uitzonderlijk goed in. Heb vanalles geprobeerd, dat wel. Mijn koksopleiding eindigde vroegtijdig met een verbrande onderarm in wit kippengaas. De leraar notenleer wees me van pure miserie de triangel toe, maar ook daarvoor moet je maat kunnen houden, en dat kan ik niet. Tijdens het volleybal verstuikte ik mijn enkel zwaar, en mijn schetsen van vazen met bloemen deden het haar op de armen van mijn vrouw recht overeind komen.

Op het werk ben ik zo goed als onzichtbaar. Iemand mikte ooit zijn jas over mijn hoofd toen ik stond te wachten bij het kopieerapparaat. Ik ga op in de achtergrond. Mijn job is dan ook behoorlijk nietszeggend, en bovendien hebben ik en mijn buil er niet de juiste kwaliteiten voor – directieassistenten behoren sociaal te zijn en mooi om naar te kijken, en wij zijn geen van beiden.

Op je drieëndertigste behoor je de richting van je leven bepaald te hebben. Mijn ouders hadden toen al vijf kinderen, een geit en een aanbouw. Ik heb een vrouw die elke dag een beetje gekker wordt van mijn besluitloosheid en een minderwaardigheidscomplex waar je huizen op kan bouwen. Ik denk erover een hond te kopen, maar ook daar heb ik mijn twijfels bij. Want wie weet vindt ook hij mij niet leuk.

Er is een tijd geweest dat ik geloofde dat ik het antwoord achter een welbepaalde straathoek zou vinden. Intussen ben ik erachter dat Vlaanderen niet genoeg straathoeken heeft om mij een antwoord te bieden. Ik heb het even in Frankrijk geprobeerd, maar was de taal niet machtig genoeg om te begrijpen waar het precies over ging. Dus kwam ik maar terug.

Er komt een moment dat je het heft in eigen handen moet nemen. Dat moment kwam er vijf jaar geleden. Sindsdien is er weinig veranderd. Want ik vraag je, hoe kan je het heft in handen nemen als je niet weet waar het heft stopt en waar je handen beginnen?

Ik ben niks speciaals. Nooit geweest ook. Toen ik acht was, viel ik van mijn fiets, met mijn hoofd tegen de straatstenen. Sindsdien heb ik een rare buil op mijn voorhoofd. Soms heb ik het gevoel dat die buil mij nog het best definieert van al.